Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [27]Hij zendt Zijn woord, en [28]doet ze smelten; Hij doet [29]Zijn wind waaien, [30]de wateren vloeien henen. 27. Zie boven vs.15. 28. Te weten, de vorst en het ijs, of de stukken ijs. 29. Te weten, een wrmen wind, die kracht heeft om het ijs te doen smelten. 30. Te weten, die wateren, welke straks tevoren ijs waren.